DJO ARTROMOT-S4 Modo De Empleo página 318

Tip!
• De geprogrammeerde waarden en de daadwerkelijk bij de patiënt gemeten hoeken kun-
nen licht variëren.
• Om een fysiologisch bewegingsproces te garanderen, gaat de slede in het bewegingspa-
troon PNF tegelijkertijd naar de volgende waarden:
– Maximale abductiewaarde gelijktijdig met maximale exorotatiewaarde
en extensiewaarde.
- Maximale adductiewaarde gelijktijdig met maximale endorotatiewaarde
en flexiewaarde.
• Om reeds bij het programmeren rekening te houden met het fysiologische bewegingspro-
ces, adviseren we u bij het programmeren de volgende volgorde aan te houden:
1. Maximale adductiewaarde
2. Maximale endorotatiewaarde
3. Maximale flexiewaarde
4. Exorotatie (om de schouder te ontlasten)
5. Maximale extensiewaarde
6. Maximale abductiewaarde
7. Maximale exorotatiewaarde
Tip!
• Na het aanraken van de toets START gaat de sleden altijd eerst naar een neutrale positie
aan de hand van de geprogrammeerde waarden. Dit is altijd de maximale adductie-
waarde, middenwaarde tussen endo- en exorotatie, en middenwaarde tussen flexie en
extensie. Daar stopt de slede, zodat de patiënt gemakkelijk in de slede kan stappen. Na
nogmaals aanraken van de toets START (begin van de behandeling) gaat de slede in het
bewegingspatroon PNF eerst naar de combinatie van de maximale endorotatiewaarde
en de maximale flexiewaarde. Daarbij staat motor B (abductie / adductie) stil. Na het
bereiken van de maximale endorotatie- en flexiewaarden gaan de drie motors (A, B en C)
synchroon naar de betreffende maximale waarden voor abductie, extensie en exorotatie.
Na het bereiken van deze positie begint de bewegingscyclus opnieuw doordat de slede
naar de combinatie van maximale adductiewaarde, maximale flexiewaarde en maximale
endorotatiewaarde gaat.
• U programmeert de elevatiebeweging (flexie) door middel van de ab-/adductiewaarden
(mechanische instelling zie paragraaf 5.6 'Toepassingsvoorbeelden').
• Bij de programmering van de bewegingsuitslag (maximale waarden) beweegt het appa-
raat traploos mee en volgt de weergave op het display in stappen van één graad. Zo kan
de pijnvrije bewegingsuitslag eenvoudig, veilig en snel worden bepaald.
• De afstand tussen de ingestelde waarden van een bewegingsrichting moet altijd minstens
10 graden bedragen. Het is derhalve niet mogelijk om bij de instelling onder deze instelling
te komen.
• Om een gelijkmatige, soepele en voorzichtige overgang tussen de twee bewegings-
richtingen mogelijk te maken, wordt de snelheid automatisch verlaagd voordat het
omkeerpunt wordt bereikt, en na het ingestelde omkeerpunt continu weer verhoogd tot
de ingestelde snelheidswaarde is bereikt.
= 0°
316