Waarschuwing
Houd uw handen of gereedschap weg uit de zuig- of
persopening van de pomp nadat de pomp is aange-
sloten op de voedingspanning, tenzij de pomp is uit-
geschakeld door de zekeringen te verwijderen of
door de netschakelaar uit te schakelen. U dient er
zeker van te zijn dat de voedingspanning niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld.
Wij adviseren om altijd Grundfos toebehoren te
Voorzichtig
gebruiken om storingen als gevolg van een onjuiste
installatie te voorkomen.
Waarschuwing
Gebruik uitsluitend de hijsbeugel voor het hijsen van
de pomp. Gebruik deze niet om de pomp in positie te
houden tijdens bedrijf.
De SE1 en SEV pompen zijn geschikt voor verschillende types
opstellingen die beschreven worden in paragraaf 7.1,
Alle pomphuizen hebben een gietijzeren PN 10 persflens, maat
DN 65, DN 80, DN 100 of DN 150 conform EN 1092-2.
De pompen zijn ontworpen voor continu bedrijf,
N.B.
zowel voor ondergedompelde als droge opstelling.
Zie paragraaf
13. Technische
gegevens.
Opstellingstypes
De SE1 en SEV pompen zijn ontworpen voor twee opstellingsty-
pes:
•
Ondergedompelde opstelling
- op voetbocht
- vrijstaand op een standring.
•
Droge opstelling
- verticaal op een voetsteun
- horizontaal met klembeugels voor bevestiging op een beton-
nen vloer of fundering.
Bij montage op voetsteun of klembeugels moet de pomp buiten
de put worden opgesteld. Een zuigleiding moet op de pomp wor-
den aangesloten.
Een maatschets voor elk individuele type opstelling kunt u ach-
terin dit boekje vinden.
7.1 Ondergedompelde opstelling op voetbocht
Pompen die bestemd zijn voor permanente opstelling kunnen
worden geïnstalleerd op een stationaire voetbochtsnelkoppeling
met geleidestangen. Het voetbochtkoppelsysteem is handig bij
onderhoud en service omdat de pomp gemakkelijk uit de put
gehaald kan worden.
Waarschuwing
Controleer alvorens aan de installatieprocedure te
beginnen, of de atmosfeer in de pompput niet moge-
lijk explosiegevaarlijk is.
Zorg ervoor dat het leidingwerk wordt geïnstalleerd
zonder onnodige kracht uit te oefenen. De belasting
van het leidingwerk mag niet door de pomp worden
Voorzichtig
gedragen. Wij adviseren om losse flenzen te gebrui-
ken om het installeren te vergemakkelijken en om
spanning op de leidingen bij de flenzen en bouten te
voorkomen.
Gebruik geen elastische onderdelen of balgen in het
leidingwerk; deze onderdelen dienen nooit gebruikt
Voorzichtig
te worden als een middel om het leidingwerk uit te lij-
nen.
438
Ga als volgt te werk:
1. Boor montagegaten voor de beugel van de geleidestang bin-
nenin de put en maak de beugel van de geleidestang proviso-
risch vast met twee schroeven.
2. Plaats het voetstuk van de voetbocht op de bodem van de put.
Gebruik een schietlood om de juiste positie te bepalen.
Maak de voetbochtkoppeling met keilbouten vast. Als de
bodem van de put ongelijk is, dan moet het voetstuk van de
voetbocht worden ondersteund zodat dit voetstuk recht staat
bij het vastmaken.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen bekende proce-
dures, zonder de leiding te verdraaien of onder spanning te
zetten.
4. Plaats de geleidestangen op het voetstuk van de voetbocht en
stel de lengte van de stangen zorgvuldig in aan de geleide-
stangbeugel aan de bovenzijde van de put.
5. Draai de provisorisch vastgemaakte bevestigingsbeugel los.
Plaats de bovenste geleidestangbeugel in de geleidestangen.
7.2
en 7.3.
Maak de geleidestangbeugel vast binnenin de put.
De geleidestangen dienen absoluut geen axiale spe-
N.B.
ling te vertonen, aangezien dit veel lawaai veroor-
zaakt als de pomp in bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwijderd, voordat
u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening van de pomp.
8. Schuif de geleideklauw van de pomp tussen de geleidestan-
gen en laat de pomp in de put zakken door middel van een
geborgde ketting die aan de hijsbeugel van de pomp is vast-
gemaakt. Wanneer de pomp het voetstuk met voetbochtkop-
peling bereikt, dan koppelt de pomp zich vanzelf.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak
aan de bovenzijde van de pompput en zorg ervoor dat de ket-
ting niet in contact kan komen met het pomphuis.
10. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet wordt beschadigd tij-
dens bedrijf. Maak de trekontlaster vast aan een degelijke
haak bovenin de put. Zorg dat de kabels niet geknikt of afge-
kneld worden.
11. Sluit de motorkabel aan.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet worden
ondergedompeld aangezien water dan via de kabel
N.B.
in de motor kan doordringen.
Afb. 3 Ondergedompelde pomp op voetbocht