Descargar Imprimir esta página

Abiomed Impella 5.0 Manual Del Usuario página 92

Ocultar thumbs Ver también para Impella 5.0:

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 27
DE IMPELLA 5.0
KATHETER INBRENGEN
®
OPMERKING – De arts is verantwoordelijk voor het gebruik van
de juiste chirurgische procedures en technieken. De beschreven
procedure dient uitsluitend ter informatie. Elke arts moet de
geschiktheid van de procedure evalueren op basis van zijn of
haar medische opleiding en ervaring, de aard van de procedure
en de aard van de gebruikte systemen. Dit beschrijft de femorale
inbrengprocedure. Voor het gebruik van de axillaire inbrengset
raadpleegt u de gebruikershandleiding van de axillaire inbrengset.
Als de Impella-katheter in de ok wordt gebruikt als onderdeel
van een openhartoperatie, mag manipulatie alleen op de
toegangsplaats worden uitgevoerd. Directe manipulatie van de
kathetereenheid door de aorta of het ventrikel kan leiden tot
ernstige schade aan de Impella-katheter en ernstig letsel bij de
patiënt.
Bij gebruik van een diagnostische pigtailkatheter met
zijopeningen moet u ervoor zorgen dat de voerdraad het uiteinde
van de katheter verlaat en niet de zijopening. Vergroot hiertoe het
gebied een tot twee keer wanneer de voerdraad de pigtail begint
te verlaten.
Zorg ervoor dat tijdens het plaatsen van de Impella-katheter schade aan
het inlaatgebied wordt voorkomen terwijl u de katheter vasthoudt en de
plaatsingsvoerdraad aanbrengt.
1.
Identificeer de dijslagader en voer een snede van 3 tot 5 cm uit.
2.
Leg de dijslagader bloot. Wikkel vaatlussen anderhalve keer rond de
slagader: een distaal en een proximaal naar het volgende punt van
insnijding. Maak de vaatlussen zo ver mogelijk uit elkaar.
3.
Om de repositioneringshuls voor te bereiden, verwijdert u de luer-plug
aan het uiteinde van de zijarmslang en spoelt u de buis met 0,9%
NaCl-oplossing. Plaats de luer-plug terug in de zijarmbuis en bevestig
de plug.
4.
Maak de insnijding zo dicht mogelijk bij de distale lus. Plaats een 6
Fr diagnostische katheter zonder zijgaten (Abiomed raadt een 6 Fr
AL1 of polyvalente zonder zijgaten of 5 Fr pigtail zonder zijgaten aan)
over een diagnostische voerdraad van 0,035 inch of 0,038 inch in het
linkerventrikel.
5.
Verwijder de diagnostische voerdraad en vervang deze door de
meegeleverde plaatsingsvoerdraad van 0,018 inch.
6.
Behoud de spanning op de proximale vaatlus om bloedingen
te voorkomen. Trek de blauwe pigtail recht en rijg deze over de
plaatsingsvoerdraad van 0,018 inch. Bevochtig de canule met
steriel water en schuif de katheter vanaf de achterzijde op de
plaatsingsvoerdraad. Een of twee personen kunnen de katheter op de
voerdraad plaatsen.
90
Eenpersoonstechniek
a. Voer de plaatsingsvoerdraad in de Impella 5.0-katheter in en
stabiliseer de canule tussen de vingers. Dit voorkomt beknelling
van het inlaatgebied. De plaatsingsvoerdraad moet het
afvoergebied aan de binnenstraal van de canule verlaten en in lijn
liggen met de rechte zwarte lijn op de katheter. De katheter kan
indien nodig worden uitgeschoven om ervoor te zorgen dat de
plaatsingsvoerdraad de binnenstraal van de canule verlaat."
Tweepersoonstechniek
b. De operatieassistent kan de katheter helpen stabiliseren door de
katheter proximaal bij de motor te houden.
Hierdoor kan de implanterende arts de binnenstraal visualiseren.
De plaatsingsvoerdraad moet het afvoergebied aan de
binnenstraal van de katheter verlaten en in lijn liggen met de
rechte zwarte lijn op de katheter. De arts kan zich concentreren
op het opvoeren van de plaatsingsvoerdraad en, indien de canule
verder moet worden uitgeschoven, kan de operatieassistent hierbij
helpen.
7.
Maak een transversale insnijding aan de voerdraad voor de 21 Fr-
katheter. Gebruik U-hechtingen in plaats van tabakzakhechtingen om
vernauwing van het bloedvat na explantatie te voorkomen.
8.
Dien heparine toe en bereik een ACT van ten minste 250 seconden.
9.
Plaats de katheter in het bloedvat en ga verder via de
plaatsingsvoerdraad van 0,018 inch totdat u bij de proximale vaatlus
weerstand ondervindt.
10. Maak de proximale vaatlus los en voer de katheter op in het bloedvat.
Wanneer de motorbehuizing volledig voorbij de proximale vaatlus
is, moet de lus tijdelijk worden aangespannen om bloedingen te
controleren.
11. De repositioneringshuls, die zich op de katheteras bevindt, wordt door
de insnijding en in de dijslagader geschoven tot de bloeding onder
controle is. Bevestig de huls buiten het vat met de meegeleverde
hechtlus.
12. Stabiliseer de voerdraad en de repositioneringshuls en voer de
katheter op via de huls. Volg de katheter onder fluoroscopie terwijl
deze in het linkerventrikel wordt geschoven. (Raadpleeg de volgende
pagina van deze handleiding voor informatie over de golfvormen die
tijdens de plaatsing op de controller worden weergegeven.)
13. Als de katheter correct is geplaatst, maakt u de proximale vaatlus iets
los en verwijdert u de voerdraad van 0,018 inch. Laat minstens 2 tot 3
cm van de repositioneringshuls in het vat zitten.
14. Span de voorbereide U-hechtingen aan om de huls af te dichten.
15. Maak de distale vaatlus los. Maak vervolgens de proximale vaatlus
los.
Gebruikershandleiding

Publicidad

loading