DRIFT VAN DRUKSENSOR EN
POSITIESIGNAAL NIET BETROUWBAAR
SENSORDRIFT EN INVLOED OP DE STROOM
Het door de differentiële druksensor geproduceerde elektrische signaal
kan in de loop van de tijd afwijken. Deze drift is normaal gedrag en wordt
gekenmerkt door een opwaartse of neerwaartse verschuiving in het
positiesignaal op het display van de controller. De amplitude (piek-tot-dal,
of maximum tot minimum) van de golfvorm zal niet veranderen. Bovendien
is het mogelijk dat de weergegeven flowsnelheid niet overeenkomt met het
P-niveau wanneer er sprake is van een sensordrift.
P-niveau
P-0
P-1
P-2
P-3
P-4
P-5
P-6
P-7
P-8
P-9
*De flowsnelheid kan variëren door suctie of onjuiste
positionering.
Als u ziet dat de positiegolfvorm omhoog of omlaag is verschoven op de
weergave, of de verwachte flow komt niet overeen met de huidige instelling
van het P-niveau, stel de differentiële druksensor dan op nul in door de
volgende stappen uit te voeren:
1.
Druk op de toets MENU en selecteer 'Handmatig op nul instellen'.
2.
Druk op OK om flowniveau aan te passen.
3.
De controller geeft 'Wacht tot het nieuwe flowniveau is bereikt' weer
en vervolgens 'Berekening van afwijking wordt uitgevoerd'.
4.
Selecteer OK om de nieuwe instelling te accepteren wanneer de
controller het bericht 'Aanpassing afwijking positiesignaal afgerond'
weergeeft.
5.
De Impella
wordt automatisch teruggezet naar het vorige P-niveau.
®
NULSTELLING VAN DE DIFFERENTIËLE DRUKSENSOR
TERWIJL DE IMPELLA 5.0
KATHETER IN BEDRIJF IS
®
De controllersoftware bevat een gegevenstabel met de verwachte
differentiële druk voor een gegeven motorstroom wanneer de motorsnelheid
is ingesteld op een specifieke waarde. De software stelt de motorsnelheid
in en meet de motorstroom om de differentiële druksensor op nul te stellen
terwijl de Impella 5.0 katheter in bedrijf is. Op basis van de gegevenstabel
stelt de software vast wat de gemeten differentiële druk zou moeten zijn,
en past vervolgens het signaal van de differentiële druksensor aan zodat het
overeenkomt met de verwachte waarde.
POSITIESIGNAAL NIET BETROUWBAAR EN EFFECTEN OP DE
STROMINGSBEREKENINGEN
Als de druksensor uitvalt, kan de controller de flowsnelheid niet meer
berekenen. De controller toont het alarm 'Positiesignaal onbetrouwbaar'.
Het positiescherm toont een tabel met de geschatte flowwaarden
en overeenkomende gemiddelde slagaderlijke bloeddrukken in de
linkerbenedenhoek van het scherm. Het Home-scherm toont een geel
vraagteken over het hartpictogram en 'Placementbewaking opgeschort'. Om
dit alarm te dempen, gaat u naar MENU en selecteert u INSTELLINGEN/
SERVICE.
Impella 5.0
®
circulatieodersteunend systeem
*Flowsnelheid (l/min)
0,0
0,0 – 1,4
0,5 – 2,6
0,5 – 3,1
0,9 – 3,4
1,4 – 3,7
1,8 – 4,0
2,6 – 4,4
3,4 – 4,7
4,2 – 5,3
POSITIESIGNAAL NIET BETROUWBAAR EN INVLOED OP
PLAATSINGSCONTROLE
Als de druksensor uitvalt, wordt de monitoring van de plaatsing
uitgeschakeld omdat het niet mogelijk is de positie van de katheter weer te
geven. In dit geval kan gebruik worden gemaakt van het motorstroomsignaal
of de beeldvormingsprocedures om de plaatsing te controleren. Zolang het
motorstroomsignaal pulsatiel is, is de Impella 5.0 katheter juist door de klep
gepositioneerd. Dit signaal moet nauwkeurig worden bewaakt, omdat de
katheter los kan raken (verplaatsen) wanneer de patiënt wordt verplaatst of
wanneer de positie van de patiënt wordt veranderd. Daarom dient de juiste
positionering van de katheter met behulp van beeldvormingsprocedures
(bv. TEE) en het motorstroomsignaal te worden gecontroleerd indien de
hemodynamische activiteit van een patiënt verandert (als bijvoorbeeld de
arteriële druk daalt of er tekenen van falen van het linkerventrikel zijn).
ZUIGING DETECTEREN TIJDENS SENSORDRIFT OF
POSITIESIGNAAL NIET BETROUWBAAR
Bij sensordrift of als de sensor uitvalt, kan de controller geen zuiging
meer detecteren. De effectiviteit van de ondersteuning van de Impella 5.0
katheter kan uitsluitend worden beoordeeld door het controleren van de
hemodynamische activiteit van de patiënt, cardiale beeldvorming en de
motorstroom van de Impella 5.0 katheter.
Tekenen van zuiging omvatten:
• Het dalen van de arteriële druk van de patiënt
• Verminderde output, als er een hartmonitor aanwezig is
• Gedempte of vlakke golfvormen van de motorstroom
Als de beeldvorming uitwijst dat de zuiging wordt veroorzaakt door het
inlaatgebied van de katheter in directe nabijheid van de intraventriculaire
wand, positioneert u de katheter opnieuw. Verlaag het prestatieniveau als
hemodynamische parameters, zoals lage aortadruk of hoge longslagaderdruk,
aanduiden dat de zuiging wordt veroorzaakt door onvoldoende vulvolume.
IMPELLA 5.0
KATHETER BEDIENEN
®
ZONDER HEPARINE IN DE
SPOELOPLOSSING
De Impella 5.0 katheter is ontworpen om te worden bediend met een
spoeloplossing die heparine bevat. Bediening van het systeem met een
spoeloplossing zonder heparine is niet getest. Indien een patiënt geen
heparine kan verdragen vanwege heparine-geïnduceerde trombocytopenie
(HIT) of bloeding, dienen artsen hun klinische beoordelingsvermogen te
gebruiken om de risico's versus de voordelen van bediening van het Impella
systeem zonder heparine te beoordelen.
Als het in het belang van de patiënt is om het systeem zonder heparine
te bedienen, is de dextroseoplossing nog steeds nodig en dienen artsen
systemische toediening van een alternatief anticoagulans te overwegen. Voeg
GEEN alternatieve anticoagulantia (zoals een directe trombineremmer) toe
aan de spoelvloeistof. De Impella 5.0 katheter is niet getest met alternatieve
anticoagulantia in de spoeloplossing.
DE IMPELLA 5.0 KATHETER IN
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN
GEBRUIKEN
De Impella 5.0 katheter bevat een permanente magneetmotor die een
elektromagnetisch veld uitstraalt. Dit veld kan elektromagnetische
interferentie met andere apparatuur veroorzaken. Daarnaast kan andere
apparatuur die een sterk elektromagnetisch veld uitstraalt, de werking van de
motor van de Impella 5.0 katheter beïnvloeden.
-
®
93