Descargar Imprimir esta página

Codman MedStream Manual Del Usuario página 76

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 120
Neerslag van morfine kan resulteren in ophoping van de precipitaten in het
stroombed, met als mogelijk gevolg vertraging of blokkering van de stroom
door de stroomrestrictiechip. Dit kan leiden tot ontoereikende pijnverlichting
en/of de noodzaak tot verwijdering en vervanging van de pomp.
Injecteer nooit in de pompkatheter of in de intraspinale katheter; hierdoor kan
overdosering ontstaan.
Overweeg de verhoudingen tussen geneesmiddelconcentratie, dosering
en snelheid alvorens het pompvolume en de infusiesnelheid te selecteren.
Indien met deze factoren geen rekening wordt gehouden, kan onder- of
overdosering optreden.
Waarschuwingen m.b.t. de katheters
Noteer van elke katheter die wordt gebruikt de oorspronkelijke lengte en de
binnendiameter, de geïmplanteerde lengte en de afgeknipte lengte. De control unit
heeft deze gegevens nodig voor het berekenen van de grootte van de bridgebolus.
Voor deze gegevens zijn geen vervangende gegevens voorhanden.
Opmerking: foor Codman-katheters 70020, 60-2914 en 60-2918 is
alleen de lengte van de weggeworpen katheter benodigd. De control unit is
voorgeprogrammeerd met alle verdere informatie voor deze katheters.
Veiligheidsinformatie over magnetische kernspinresonantie
(MRI-beeldvorming)
MedStream programmeerbare infuuspompen (REF 91-4200 en 91-4201) zijn
"MR Conditional" (onder voorwaarden MRI-veilig) volgens de American
Society for Testing and Materials (ASTM), norm F2503-05.
Niet-klinische tests hebben aangetoond dat de MedStream programmeerbare
infuuspomp door blootstelling aan een MRI-procedure kan worden gereset,
waardoor de infusie stopt en de pomp een geluidsalarm of piepsignaal afgeeft.
Door het resetten gaan er GEEN gegevens verloren. Lees na voltooiing van de MRI-
procedure de MedStream programmeerbare infuuspomp met de MedStream control
unit uit om de huidige status van de pomp te vernemen. Herstart het programma
met de MedStream control unit wanneer het infusieprogramma is gestopt.
Een patiënt wiens MedStream programmeerbare infuuspomp is aangesloten op
de CODMAN intraspinale katheter (REF 60-2918) of de SureStream intraspinale
katheter (REF 70020), met een een- of tweedelige configuratie, kan onder de
volgende omstandigheden en met toepassing van specifieke richtlijnen veilig
worden gescand.
76
Omstandigheden
Statisch magnetisch veld van 3 Tesla of zwakker.
Spatïele-gradiëntveld van 720 Gauss/cm of minder.
Een gemiddelde specifieke EM-opnamesnelheid (specific absorption rate, SAR)
voor het gehele lichaam van maximaal 3,0 W/kg gedurende
15 minuten scannen.
Specifieke richtlijnen
Voorafgaand aan MRI-blootstelling moet worden zekergesteld dat
onderbreking van de therapie de patiënt niet negatief zal beïnvloeden.
Wanneer onderbreking van de medicinale therapie de patiënt negatief zal
beïnvloeden, maar de MRI-procedure toch noodzakelijk is, moet er tijdelijk
een alternatieve geneesmiddeltoedieningsmethode worden toegepast onder
klinisch toezicht.
Wanneer gevreesd wordt dat de patiënt door onthouding van geneesmiddelen
tijdens de MRI-procedure gevaar loopt, moet de patiënt tijdens het uitvoeren
van de MRI-procedure onder medisch toezicht staan.
De MRI-procedure kan een reset veroorzaken, waardoor de infusie stopt en
de pomp een geluidsalarm of een piepsignaal afgeeft. Door het resetten gaan
er GEEN gegevens verloren. Lees na voltooiing van de MRI-procedure de
MedStream programmeerbare infuuspomp met de MedStream control unit uit
om de huidige status van de pomp te vernemen. Herstart het programma met
de MedStream control unit wanneer het infusieprogramma is gestopt.
Als de arts na een MRI de pomp niet kan herstarten, dient contact te worden
opgenomen met een lokale vertegenwoordiger van Codman.
MRI-TESTGEGEVENS
Statisch magnetisch veld
De translatorische kracht en torsie zijn vastgesteld op 3 Tesla overeenkomstig
de richtlijnen vastgelegd in de normen ASTM 2052-02 en ASTM 2213-06.
Translatorische kracht en torsie waargenomen bij MRI-systemen met een
veldsterkte van 3 Tesla of lager komen uit op niveaus die lager zijn dan MRI-
systemen die gerelateerd zijn aan zwaartekracht. Deze systemen vormen geen
extra gevaar of risico voor de patiënt in een MRI-omgeving van 3 Tesla of lager.
MRI-gerelateerde verhitting
Er is tijdens tests temperatuursverandering waargenomen gelijk aan of
minder dan 1,9 ºC (volgens onderstaande parameters). De gemeten maximale
temperatuurverandering bleef beneden het gevaarniveau beschreven in de
FDA-richtlijn voor de torso. In het onwaarschijnlijke geval dat de patiënt vanuit
het apparaat een ongemakkelijk warmtegevoel ervaart, moet de MRI-procedure

Publicidad

loading

Este manual también es adecuado para:

91-420091-4201