wordt geadviseerd een veiligheidsbandje te gebruiken op alle
slangaansluitingen.
Haal de dop van de ingangsconnector van de oxygenator en
bevestig de slang van 3/8" (9,5 mm) afkomstig van de kop van
de pomp. De richting van de bloedflow is als volgt: van het
veneuze reservoir naar de oxygenator.
7.
Uitgang oxygenator
Haal de beschermdop van de uitgang van de oxygenator.
Bevestig arteriële slang met ID 3/8" (9,5 mm) aan de
uitgangsconnector.
8.
Aftap-/recirculatielijn
Verwijder de bescherming van de aftap-/recirculatielijn en
verbind hem met de recirculatie-ingangsconnector op het
veneuze reservoir.
9.
Arteriële bloedtoegang
Als toegang is gewenst, verwijder dan de rode pos-lock en sluit
een lijn van 1/4" (6,4 mm) aan op de toegangsconnector voor
arterieel bloed door gebruik te maken van het bijgeleverde
aanpasstuk voor bloedtoegang.
De toegangsconnector tot het arteriële bloed is voorzien van
een zelfafdichtende klep waardoor lekkages kunnen worden
vermeden wanneer hij niet in gebruik is.
10. Arteriële afnameconnector
De oxygenator heeft een vrouwelijke luer-lock connector voor
afname van arterieel bloed. Een set accessoires voor het
bloedgasmonsternamesysteem (catalogus nr. 050251003) is
beschikbaar voor het nemen van bloedgasmonsters. De set van
het monsternemingssysteem bestaat uit een verloopstuk met 3
kranen, met veneuze en arteriële bloedafnamelijnen. Er zit een
eenrichtingsklep in de arteriële afnamelijn.
Als de set voor het monsternamesysteem gebruikt wordt, moet
de dop van de arteriële afnameconnector op de oxygenator
worden verwijderd en moet de arteriële afnamelijn van de set
worden aangesloten. Bevestig de veneuze afnamelijn op de
veneuze afnameplek van het circuit. Vergewis u ervan dat de
kranen van het afnameverloopstuk zodanig geplaatst zijn dat de
flow in de afnamelijnen en in het verloopstuk zelf mogelijk
gemaakt wordt, zonder dat er lekkage bij de connectors van de
afnameplaatsen optreedt.
Als de set van het monsternemingssysteem niet gebruikt wordt,
controleer dan of de dop op de arteriële afnamepoort stevig
vastzit.
VULLEN VAN HET CIRCUIT
1.
Hoewel het niet noodzakelijk is, is het mogelijk kooldioxide te
laten circuleren in de oxygenator en in het circuit vóór het
vullen.
2.
Houd de gasflow gesloten.
3.
Draai de aftap-/recirculatieklep van de oxygenator in open
stand.
4.
Laat water in de warmtewisselaar circuleren alvorens de
oxygenator te vullen. Controleer of het watercircuit dicht is, de
juiste thermische uitslag van het water is ingesteld en de
waterflow correct is. Als er water in het bloed komt, zal er water
te zien zijn in de slang aan de bloedingang van de oxygenator,
of zal het uit de veiligheidsopening van de warmtewisselaar
druppelen. In dat geval mag de oxygenator niet worden
gebruikt. Het maximum drukniveau van de warmtewisselaar is
44 psi (300 kPa).
5.
Controleer de afdichting van de aansluitingen. Breng alle
vulvloeistof die u nodig acht voor het vullen van het hele
perfusiecircuit in. Creëer geen gepulseerde flow en veroorzaak
geen plotselinge variaties of verminderingen van de flow tijdens
het vullen en de recirculatie.
6.
Om
de
eliminatie
van
vergemakkelijken
wordt
oplossingen of bloedproducten toe te voegen totdat de vul- en
ontluchtingsfasen zijn voltooid.
7.
Sluit de arteriële lijn af in de buurt van de uitgangsconnector.
8.
Start de arteriële pomp aanvankelijk langzaam, zodat u kunt
nagaan of alle aansluitingen vloeistofdicht zijn.
9.
Vul de oxygenator met een flow van 0,3 l/min. totdat de arteriële
lijn vol is.
luchtbellen
uit
het
circuit
geadviseerd
geen
kristalloïde
NL – NEDERLANDS
10. Verwijder de klem van de arteriële lijn. Laat de vulvloeistof via
het arterioveneuze circuit op de maximale flow of op 6 l/min
recirculeren.
11. Laat de hercirculatie 3-5 minuten duren. Controleer tijdens de
hercirculatie of er lucht aanwezig is en klop tegen het hele
systeem om de lucht gemakkelijker te verwijderen. Sluit de
aftap-/recirculatieklep.
12. Als het monsternamesysteem wordt gebruikt, zal het zichzelf
vullen tijdens de recirculatie, wanneer de kranen zo geplaatst
zijn dat er een flow mogelijk is door de afnamelijnen en het
verloopstuk. Zet de kranen in de OFF-stand. Wanneer er geen
flow aanwezig is in het bypass-circuit, moet ook de flow in het
monsternamesysteem worden gestopt. Dit dient om shunting
van arterieel naar veneus bloed te voorkomen.
13. Nu is het desgewenst mogelijk bloedproducten toe te voegen.
Als voor de vultechniek bloedproducten nodig zijn, zet dan de
recirculatie via de oxygenator voort op een minimum flow van
500 ml/min, om de mogelijkheid dat er zich tromboses vormen,
te beperken.
BEGIN BYPASS
1.
Controleer of het ventilatiegas in de oxygenator arriveert.
2.
Controleer of het afnamesysteem buiten werking is, indien het
gebruikt wordt.
3.
Controleer of de aftap-/recirculatieklep gesloten is.
4.
Controleer of de lijn die verbonden is met de arteriële
bloedtoegangsconnector goed is afgesloten met een klem.
5.
Start de bypass volgens de normale procedure.
UITVOERING VAN DE BYPASS
1.
Als de set voor het monsternamesysteem gebruikt wordt, moet
het systeem worden geopend om voortdurende doorstroming
met arterieel bloed mogelijk te maken. Op deze manier is het
niet meer nodig een injectiespuit te gebruiken voor het spoelen,
wanneer er arterieel bloed wordt afgenomen. Alvorens een
veneus bloedmonster af te nemen, moet de arteriële zijde van
het monsternamesysteem worden gesloten en moet minstens
10 ml bloed worden afgenomen uit de middelste kraan.
2.
Er kan als volgt worden gecontroleerd op bloedgassen:
de overdracht van zuurstof wordt gecontroleerd door de
zuurstofconcentratie in het ventilatiegas te variëren.
Een zuurstof-/luchtmenger zal zorgen voor een gecontroleerde
zuurstofconcentratie. Om het arteriële pO
zuurstofconcentratie worden verlaagd. Om het arteriële pO
verhogen, moet de zuurstofconcentratie worden verhoogd.
De overdracht van kooldioxide kan worden gecontroleerd door
de totale ventilatiegasflow te variëren.
Om het arteriële pCO
verhoogd. Om het arteriële pCO
worden verlaagd.
3.
Met de aftap-/recirculatieklep in de stand "PURGE" is het
mogelijk de lucht continu af te voeren uit de oxygenatiemodule
tijdens de bypass. In deze positie en bij een maximale arteriële
bloedflow, wijkt de continue aftapflow slechts enkele ml
bloed/min van de arteriële lijn af.
BEËINDIGEN VAN DE BYPASS
1.
Alvorens de bypass te beëindigen moet de flow in het
afnamesysteem op nul worden gebracht.
2.
Sluit de bypass af volgens de normale bedrijfsprocedures.
3.
Controleer of de lijn die is aangesloten op de arteriële toegang
te
op juiste wijze is afgesloten met een klem.
4.
Desgewenst is het mogelijk de maximale terugkeer van bloed
naar
de
patiënt
vulvloeistof toe te voegen aan het veneuze reservoir wanneer
het bloed het minimumvolume in het reservoir heeft bereikt.
Pomp langzaam via de oxygenator, terwijl u controleert of het
reservoir niet leeg raakt.
PROCEDURE VOOR VERVANGING VAN DE OXYGENATOR
TIJDENS DE CARDIOPULMONALE BYPASS
De volgende procedure stelt de gebruiker in staat de oxygenator te
te verlagen, moet de
2
te verlagen, moet de gasflow worden
2
te verhogen, moet de gasflow
2
te
bewerkstelligen,
door
fysiologische
te
2
37