Abiomed Automated Impella Controller Manual De Usuario página 277

Ocultar thumbs Ver también para Automated Impella Controller:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 112
Papillary muscle
Afbeelding 17. Impella katheter in papillairspier (TTE)
• Uitloper van katheter in papillairspier
• Inlaatgebied van katheter meer dan 4 cm onder de aortaklep of
vastzittend tussen de papillairspier en de wand van het myocard
• Uitlaatgebied van katheter te dicht bij de aortaklep
KLEURENDOPPLERECHOCARDIOGRAFIE
Bij verplaatsing van een patiënt die wordt ondersteund met een Impella
katheter is het belangrijk dat de kathetermigratie wordt gemonitord.
De toevoeging van kleurendoppler aan de echo is een andere manier
om de positie van de katheter te controleren. Als de Impella katheter
correct is gepositioneerd, is een dicht mozaïekpatroon van turbulentie
zichtbaar boven de aortaklep vlak bij het uitlaatgebied van de katheter,
zoals getoond in Afbeelding 18. Als het echocardiogram echter een dicht
mozaïekpatroon van turbulentie toont onder de aortaklep, zie Afbeelding
19, betekent dit waarschijnlijk dat het uitlaatgebied van de katheter
verkeerd is gepositioneerd. De katheter bevindt zich dan te ver in het
ventrikel of is verstrengeld met de papillairspier.
Opmerking: als u transoesofagale echocardiografie [TEE]
gebruikt, zoek dan naar de mozaïekpatronen op dezelfde plaatsen
ten opzichte van de aortaklep en het uitlaatgebied van de Impella
katheter.
Afbeelding 18. Correcte positie van Impella katheter (kleurendoppler-
TTE)
Automated Impella Controller met SmartAssist
Aorta
®
Afbeelding 19. Verkeerde positie van Impella katheter
(kleurendoppler-TTE)
CHECKLIST POSITIONERING NA PLAATSING
Het volgen van onderstaande stappen van de checklist voor positionering
na plaatsing kan eraan bijdragen om de juiste positie van de Impella
katheter na plaatsing te waarborgen. Besteed bijzondere aandacht aan
het positioneren van de katheter als de patiënt is vervoerd vanuit de
operatiekamer of het katheterisatielaboratorium.
1.
Verwijder speling in de Impella katheter door het P-niveau te
verhogen naar AUTO of P-8 (of P-9 voor de Impella CP met
SmartAssist, Impella 5.0, Impella 5.5 met SmartAssist of Impella
LD) en lijn de katheter uit met de kleine curvatuur van de aorta
(in plaats van met de grote curvatuur).
2.
Gebruik fluoroscopie om er zeker van te zijn dat de speling is
verwijderd.
3.
Controleer of het inlaatgebied van de Impella katheter optimaal is
gepositioneerd: 3,5 cm onder de aortaklep.
4.
Ga terug naar het vorige P-niveau.
5.
Bevestig de Impella katheter aan een stabiel extern
bevestigingspunt in de lies.
POSITIEALARMEN VAN DE IMPELLA
KATHETER BEGRIJPEN EN OPLOSSEN
De controller monitort de katheter voortdurend op basis van het
positiesignaal en de motorstroom.
• Positiesignaal: is het signaal karakteristiek voor de aorta- of
ventrikeldruk? (voor Impella 2.5, Impella CP, Impella CP met
SmartAssist en Impella 5.5 met SmartAssist)
• Is het pulsatiel of afgevlakt? (voor Impella 5.0 of Impella LD)?
• Motorstroom: Is het signaal 'pulsatiel' of 'afgevlakt'?
Als het systeem een van de positioneringsalarmen afgeeft die in dit
hoofdstuk worden beschreven, is beeldvorming via echocardiografie de
beste methode om de positie van de katheter te controleren. U kunt ook
TEE, TTE of fluoroscopie gebruiken.
Als de Impella katheter zich gedeeltelijk (alleen de uitloper) of volledig in
het ventrikel bevindt, dient u de katheter op geleide van beeldvorming te
herpositioneren.
Als de Impella katheter zich volledig buiten het ventrikel bevindt, probeer
de katheter dan niet over de klep heen te herpositioneren zonder een
geleidedraad.
Hieronder worden verschillende mogelijke posities beschreven, evenals de
signaalkenmerken en alarmberichten die daarbij horen en de acties die u
in elk van deze gevallen moet ondernemen.
277

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido