HEMOLYSE
Wanneer bloed wordt verpompt, staat het bloot aan mechanische krachten. Afhankelijk van de stevigheid van de bloedcellen en de uitgeoefende kracht
kunnen de cellen beschadigd raken, waardoor hemoglobine in het plasma kan komen. Pompkrachten kunnen ontstaan door diverse medische procedures,
waaronder hart-longbypass, hemodialyse of ondersteuning door een steunhart (Ventricular Assist Device). De toestand van de patiënt, met inbegrip
van factoren zoals de positie van de katheter, bestaande medische aandoeningen en een klein linkerventrikelvolume, kunnen ook een rol spelen in de
gevoeligheid van de patiënt voor hemolyse.
Monitor de patiënt op hemolyse tijdens de ondersteuning. Patiënten die een hoog niveau van hemolyse ontwikkelen, kunnen tekenen van verlaagde
hemoglobinewaarden vertonen of donkergekleurde of bloedkleurige urine uitscheiden. In sommige gevallen kan acuut nierfalen optreden. Plasmavrij
hemoglobine (PfHgb) is de beste indicator om vast te stellen of de patiënt is blootgesteld aan een onaanvaardbaar niveau van hemolyse.
De beheerstechniek kan verschillen, afhankelijk van de onderliggende oorzaak van de hemolyse. De onderstaande tabel bevat richtlijnen voor diverse
omstandigheden.
Tabel 5. Tabel voor beheer van hemolyse in verschillende omstandigheden
Probleem
Aanwijzingen controller
Inlaatgebied van
• Alarmen 'Flow Impella verlaagd'
Impella dicht bij de
of 'Zuiging'
intraventriculaire wand
• Flows die lager zijn dan verwacht
Verkeerde pomppositie • Positiealarmen met hogere dan
verwachte flows
• Alarmen 'Flow Impella verlaagd'
of 'Zuiging' met lagere dan
verwachte flows
• Alarmen voor geblokkeerde
pompuitlaat
Hoger dan nodige
• Er zijn mogelijk geen
instelling voor het
controlleraanwijzingen
P-niveau
• Alarmen 'Flow Impella verlaagd'
of 'Zuiging'
Inadequaat vulvolume
• Positiealarmen
• Alarmen 'Flow Impella verlaagd'
of 'Zuiging'
• Flows die lager zijn dan verwacht
Bestaande
N.v.t.
aandoeningen bij
de patiënt of andere
medische procedures.
Opmerking over beeldvorming: alle beeldvormingstechnologie toont de anatomie in twee dimensies (2D). Het is niet mogelijk om de
interacties tussen de katheter en de intraventriculaire anatomie die in drie dimensies (3D) optreden, te beoordelen. Abiomed raadt u sterk aan
de katheter te herpositioneren, zelfs als deze volgens de beeldvorming de juiste positie heeft.
Automated Impella Controller met SmartAssist
Klinische aanwijzingen
Beeldvorming (zie opmerking)
Beeldvorming (zie opmerking)
• Normale hemodynamische
toestand
• Natuurlijk herstel
• Lage CVD (centraal-veneuze druk)
• Lage PCWP (pulmonale capillaire
wiggedruk)
• Lage AOP (aortadruk)
• Hoge PA-drukwaarden (druk in de
arteria pulmonalis)
• Rechtszijdig hartfalen
• Hoge urineproductie
• Verhoogde bloeding of
thoraxdrainage
• Medische geschiedenis van de
patiënt
• Actuele procedures of
behandelingen
®
Oplossing
• Herpositioneer de katheter door deze iets te draaien of
deze iets in of uit het ventrikel te bewegen. Het uitvoeren
van één of beide handelingen kan helpen om meer
afstand te creëren tussen de inlaat van de katheter en de
intraventriculaire wand.
• Als de herpositionering wordt uitgesteld, dient u het
P-niveau te verlagen als de hemodynamische toestand
van de patiënt dit toelaat. Ga na herpositionering terug
naar het vorige P-niveau.
• Beoordeel de positie opnieuw nadat de flowsnelheid is
teruggekeerd naar de gewenste doelwaarde.
• Herpositioneer de katheter door deze iets te draaien of
deze iets in of uit het ventrikel te bewegen. Het uitvoeren
van één of beide handelingen kan helpen om meer
afstand te creëren tussen de inlaat van de katheter en de
intraventriculaire wand.
• Als de herpositionering wordt uitgesteld, dient u het
P-niveau te verlagen naar P-2. Ga na herpositionering
terug naar het vorige P-niveau.
• Beoordeel de positie opnieuw nadat de flowsnelheid is
teruggekeerd naar de gewenste doelwaarde.
• Verlaag het P-niveau tot de druk van de patiënt begint
te dalen.
• Verhoog het P-niveau langzaam.
• Verlaag het P-niveau als de hemodynamische toestand
van de patiënt het toestaat.
• Corrigeer de balans tussen input en output.
• Overweeg om volume te geven; door extra volume neemt
het eindsystolisch ventrikelvolume toe.
• Verlaag de PA-druk.
• Verbeter de rechterhartfunctie.
283