3.
MRI-veiligheidsinformatie
MRI-onveilig REF 450-P en REF 451-P
Bewaar de vario tracheostomiecanule REF 450-P en REF 451-P buiten de MRI-scannerruimte.
MRI-conditioneel REF 460-P, REF 470-P, REF 461-P en REF 471-P
Niet-klinische tests hebben aangetoond dat de TRACOE vario tracheostomiecanule 'MRI-conditi-
oneel' is. Een patiënt met dit hulpmiddel kan veilig worden gescand in een MRI-systeem dat aan
de volgende voorwaarden voldoet:
•
Statisch magnetisch veld van 1,5 Tesla (T) of 3,0 T.
•
Maximale ruimtelijke veldgradiënt van 1900 gauss/cm (19 T/m).
•
Het maximale MRI-systeem rapporteerde een gemiddelde specifieke absorptiesnelheid
(SAR) voor het hele lichaam van 2 W/kg (normale bedrijfsmodus) en een maximale specifieke
absorptiesnelheid (SAR) voor het hele hoofd van 3,2 W/kg.
•
Alleen zendspoel met kwadratuuraandrijving.
•
Het schild moet worden bevestigd met de halsband.
•
Het terugslagventiel van de cuff van de tracheostomiecanule moet met medische tape op
de huid worden bevestigd, uit de buurt van de zone van belang voor MRI-diagnostiek.
Bij niet-klinische tests strekt het beeldartefact, veroorzaakt door het terugslagventiel, zich (radiaal)
uit tot 107 mm vanaf het terugslagventiel bij beeldvorming met een gradiënt-echopulssequentie en
een 1,5 T MRI-systeem, en tot 113 mm bij beeldvorming met een spin-echopulssequentie in een
3,0 T MRI-systeem. Daarom wordt aanbevolen het terugslagventiel op de huid van de patiënt te
kleven, uit de buurt van de betrokken zone.
Waarschuwing:
Wanneer gebruikt bij MRI-beeldvorming:
•
Maak de canule stevig vast met een metaalvrije halsband om mogelijke beweging in de
MRI-omgeving te voorkomen.
•
Bevestig het terugslagventiel stevig uit de buurt van de betrokken zone met standaard
medische tape om beweging binnen de MRI-omgeving te voorkomen.
•
De MRI-beeldkwaliteit kan in het gedrang komen als de betrokken zone zich dicht bij de
positie van het vulventiel bevindt.
4.
Contra-indicaties
Tracheostomiecanules:
•
Spiraalversterkte modellen (REF 450-P en REF 451-P) zijn "MRI-onveilig" en moeten buiten
de MRI-omgeving worden gehouden.
•
De tracheostomiecanule mag niet worden gebruikt in combinatie met apparaten die
warmte afgeven, bijv. laser. Er is brandgevaar, er kunnen zich ook giftige gassen vormen en de
canule kan beschadigd raken.
•
Niet geschikt voor patiënten met spasmen, die kunnen leiden tot bovenmatige axiale krach-
ten > 15 N (bijv. neurologische spasticiteit).
•
De HVLP-cuff mag niet worden opgeblazen wanneer een spraakklep of een afsluitdop
wordt gebruikt en vice versa.
•
Pasgeborenen, zuigelingen en kinderen (<12 jaar).
ACV-gebruik:
•
Patiënt met nieuwe tracheostoma (minder dan 7–10 dagen na chirurgische incisie).
NL
175